Smeden
Een algemeen begrip voor verschillende bewerkingen, die ijzer, koper en andere metalen in roodgloeienden toestand (soms ook koud) ondergaan, waarbij de vorm verandert.
Smeedijzer
Smeedijzer is door zijn laag koolstofgehalte moeilijk smeltbaar, gaat echter bij roodgloeihitte in deegtoestand over en laats zich doorhamerslagen vervormen. Waar de menschelijke kracht te kort schoot, kwamen door water gedreven hamerwerktuigen te hulp (z.g. borst-, front- of staarthamers), tot soms 6000 kilo zwaar; deze zijn grootendeels in onbruik geraakt, vooral ook door de uitvinding der stoomhamers, welke bestaan in verschillende systemen (met onder- en met bovenstoom); zij werden na hun uitvinding, in 1842 door Nasmyth, spoedig algemeen toegepast voor zware smeedstukken; de valblokzwaarte wisselt van 25 tot 100.000 kilo. Voor lichter smeedwerk bestaan luchtdrukhamers. Tegenwoordig hebben de stoomhamers voor zware stukken het veld moeten ruimen voor hydraulische smeedpersen, waaronder stukken van 100 ton aan drukkrachten tot 6000 ton onderworpen kunnen worden. Stempelpersen worden gebezigd tot het golven van plaatijzer, het aanbrengen van randen aan ketelfronten, het maken van plaatgaas, klinknagels en ornamenten; geschiedt deze bewerking van vormgeving door een valblok, dan spreekt men van stampen. Het smeden uit de hand geschiedt voor licht werk met smeedhamers (1 tot 3 kilo); voor zwaardere stukken met voorhamers (5 tot 10 kilo); hamer en aanbeeld zijn harder dan het te smeden materiaal; een min of meer elastische vorm en ondersteuning voor het aanbeeld is gunstig. Het smeedstuk wordt in een open smidshaard of in een smeedoven op smeedtemperatuur gebracht; het vuur wordt door een blaasinrichting aangeblazen; behandeling van smeedijzer bij te lage temperatuur (in blauwwarmen toestand) is gevaarlijk voor de kwaliteit. Te hooge temperatuur doet het ijzer “verbranden”; het wordt dan grof kristallijn, scheurt enz.
Informatie over smeden uit: Bouwkundig woordenboek (deel 1) Amsterdam, van Holkema & Warendorf
Uit de Dikke van Dale
Sme’den, (smeedde, heeft gesmeed), (metaal) door hameren bewerken, meest in gloeiende toestand: heet, koud smeden; koper, zilver smeden; – aldus vervaardigen: ijzer tot staven smeden; een hoefijzer, wapens smeden; – twee stukken ijzer aan elkaar smeden; -(spr.) men moet het ijzer smeden als (terwijl) het heet is, een gunstige gelegenheid niet ongebruikt laten voorbijgaan;
Sme’der, m. (-s) die metalen smeedt, smid.
Smederij, v. 1. het smeden; -2 (-en) smidse.